top of page

Ademruimte – Van reactiviteit naar respons- flexibiliteit

Hilde Bolt



In onze huidige leefwereld, waarin snelheid en stress regeren, is ademruimte een noodzakelijk goed. Maar door de druk waarin we leven krijg je dit niet cadeau. Mijn jongste dochter vroeg me ooit: “Vind jij het niet gek mam dat jij betaald liefde geeft aan mensen, dat zou toch normaal moeten zijn?” Daarmee legde ze een vinger op een zere plek. Misschien kunnen we daarmee ook stellen dat mensen ademruimte  ‘kopen’ bij een coach (of andere professionele hulpverleners), om in een afgebakende ruimte even gelegitimeerd op adem te kunnen komen.

Recent sprak ik op een Symposium waar ook de Belgische Emeritus - Hoogleraar en psychoanalyticus Paul Verhaeghe sprak. Hij schetste een treffend beeld van deze maatschappelijke tijdgeest, waarin we elkaars concurrent zijn geworden, er een groot appèl ligt op excelleren en de maatschappij ten dienste staat van de economie met veel eenzaamheid en sociale angst tot gevolg. En dit is geen ideaal scenario voor ademruimte en menselijkheid.


Dus wanneer we ademruimte willen hebben, in letterlijke of figuurlijke zin, zullen we moedig moeten zijn om hier binnen de kaders van onze leefwereld ruimte te maken.

Als professioneel hulpverlener kunnen we ademruimte  letterlijk, maar ook figuurlijk of symbolisch gebruiken. Letterlijk in de zin van de cliënten uitnodigen om bij momenten even door te ademen, te verstillen en waar te nemen wat er in het lichaam gebeurt. We zijn dan eigen space-holder en het vereist van ons als coach ook de nodige vertraging in onszelf. Je bent (en geeft) zelf ook in jouw aanwezigheid de ruimte aan degene met wie je werkt. Ruimte kan dan een bedding geven om ongemakken, gevoelens en emoties naar boven te laten komen. Gabor Maté, een van oorsprong Hongaarse arts (wonend in Canada), gebruikt hiervoor altijd een mooie interventie wanneer mensen geraakt zijn: “Can you just be with it?” Hierbij nodigt hij mensen uit om bij hun eigen pijn en ongemakken aanwezig te zijn, zonder hierin te verdrinken en zonder dit weg te duwen. Hierbij vormt de adem een mooi instrument en leren mensen om uit de identificatie te komen met wat ze ervaren (en waar ze in gevangen zitten) zodat er meer binnenruimte in het lichaam ontstaat.

 

In minder letterlijke zin gaat het dus ook over de symboliek van het verstillen, waardoor mensen op een dieper niveau leren met zichzelf contact te maken.

Vanuit mijn werk als traumadeskundige zie ik ook dat veel mensen vastzitten in reactiviteit. Dit betekent dat mensen vanuit een vernauwing en direct reageren. Dit is vaak terug te voeren op overlevingsmechanismen; fight (= vechten), flight (= vluchten), freeze (= bevriezen) of fawn (= pleasen). Hierin zit geen tussenruimte en dit gaat vaak sneller dan het licht. Ik hou altijd van het Engelse woord responsability, wat je kunt zien als response – ability; being able to respond. Het vermogen om en hoe te re-ageren.

 

De Oostenrijkse leraar en auteur Thomas Hübl spreekt net als de eerdergenoemde Gabor Maté in dit kader over ‘response-flexibility.’ En hiermee wordt bedoeld dat je kunt ervaren dat je keuze hebt hoe te reageren, dat er een tussenruimte komt, waarin er een overweging kan plaatsvinden hoe te reageren en dat hier flexibiliteit, soepelheid in kan ontstaan.

En om hier te komen zijn coaches en hulpverleners nodig, om samen te onderzoeken welke situaties triggers vormen waardoor mensen reactief worden. Gabor Maté adviseert mensen om triggers te leren gebruiken. Triggers zijn in de praktijk niet te voorkomen, maar je kunt ze wel leren hanteren. Je zou triggers kunnen zien als een richtingaanwijzer voor waar de pijn zit en wat zorg en aandacht nodig heeft. En vaak zijn sterke triggers terug te voeren naar pijn uit de voorgeschiedenis.

Wanneer we ademruimte dus wat symbolischer benaderen zouden we dit als instrument kunnen zien in het coachen. Een ruimte waarin onderzoek plaats kan vinden om mensen meer naar innerlijke weerbaarheid te kunnen begeleiden.

 

Vanuit mijn lichaamsgerichte achtergrond ga ik hier via het lichaam mee aan het werk en laat ik mensen ervaren hoe het fysiek voelt om te reageren. Mensen ervaren dan bijvoorbeeld een toename van de hartslag, een verhoogde spierspanning en versnelde ademhaling. Ik zie vaak een stagnatie in het bewegen. Wanneer ik mensen dan letterlijk laat ervaren hoe het is om eerst een stap achteruit te doen, jezelf tot rust en in veiligheid te brengen, kunnen mensen leren dat ze dit via hun eigen lichaam kunnen leren.

Want werkelijke ademruimte gaat vaak hand in hand met het leren kalmeren van het zenuwstelsel. Het gedachtegoed van de Amerikaanse psycholoog en neurowetenschapper Stephen Porges sluit hier mooi bij aan. Deb Dana (een Amerikaanse klinisch maatschappelijk werker & therapeut) benoemt dit als de wetenschap van veiligheid. “De wetenschap van je veilig genoeg voelen om verliefd te kunnen worden op het leven en de risico’s nemen die daarbij horen. De theorie legt uit hoe het autonome zenuwstelsel vorm geeft aan de ervaringen van veiligheid en invloed uitoefent op hun vermogen om verbinding aan te gaan.”

En daarmee benoemt ze een ander aspect dat ook belangrijk is voor coaching (en andere vormen van hulpverlening). Dat is het vermogen om verbindingen aan te gaan. We zijn als mens sociale wezens en hebben andere mensen nodig om te kunnen overleven. Wanneer er geen veilige hechting heeft plaatsgevonden gaan mensen het vaak alleen doen en stoppen met uitreiken. Dit geldt niet alleen voor de cliënten waar we mee werken, maar ook voor veel hulpverleners.



De kwaliteit van de hulpverleningsrelatie is enorm belangrijk voor het hulpverleningsproces.

En daarom is kennis over de hechtingspatronen, over overlevingsmechanismen heel essentieel om deze relatie goed te kunnen benutten ten dienste van de mensen waar je mee werkt. Dus wanneer er binnen deze relatie, in de ruimte voor innerlijk onderzoek werkelijke veiligheid (en ademruimte) aanwezig is kunnen mensen leren om via de coach de perspectieven op het lijden te verruimen, zodat er meer respons-flexibiliteit ontstaat.

En dit vereist ook het nodige huiswerk voor de hulpverlener. Het gaat hierbij niet over het opdoen van kennis, maar ook over het zelfonderzoek op de eigen reactiviteit, de overdracht en de tegenoverdracht om ook zelf respons-flexibel te kunnen worden en volledig aanwezig te kunnen zijn. Hierbij gaat het niet over ‘iets doen’, maar juist over ‘niet doen’, ontspannen, receptief, present en in innerlijke rustig aanwezig zijn.

Je zou kunnen zeggen dat ademruimte voor beiden nodig is.

 

Praktisch kijk ik met cliënten vaak naar hoe ze die ademruimte ook werkelijk in hun leven (werk en privé) kunnen maken. Het succes van een traject staat of valt immers bij wat iemand er werkelijk mee doet. En het oefenen met ruimte is voor mensen best lastig en zoals eerder benoemd vereist dit ook moed en ook bereidheid van iemand om hier ook actief mee aan de slag te gaan. Wat hierbij helpt is om de praktijk te koppelen aan kleine dagelijkse handelingen. Ik laat mensen letterlijk lijstjes maken met ideeën over ademruimte en denk actief met ze mee. Vaak komen mensen dan op dingen als:

-              Even op het werk naar de wc gaan

-              Een rondje lopen en de benen strekken

-              Een paar keer diep in- en uitademen

-              Een dansje in de woonkamer

-              5 minuten mediteren

-              Het hoofd leegschrijven

 

Mijn Boeddhistische leermeester Tulku Lobsang benoemt in dit kader dat het hem opvalt dat mensen in de westerse wereld vaak een quick fix willen en dat ‘oefenen’ bij verandering een noodzaak is. “Als je een sixpack wilt dan heb je na vier dagen nog steeds geen sixpack, maar vooral spierpijn.” Dus veranderen vraagt geduld en toewijding. Het is niet de bedoeling dat wij als begeleiders de ademruimte blijven voor de mensen waarmee we werken, maar dat ze de ruimte uiteindelijk in zichzelf kunnen internaliseren.

 

Bronnen

Maté, G. (2022). You decide how to feel, Youtube.

Dana, D. (2020). De Polyvagaaltheorie in therapie – het ritme van regulatie, Eeserveen: Uitgeverij Mens

 

 Hilde Bolt heeft een achtergrond als psycholoog- psychotherapeut (np) en trauma- en stressdeskundige. Zij heeft ruim tien jaar (ook als leidinggevende) in de GGZ gewerkt en heeft onderzoek gedaan naar trauma. Ze werkt als 22 jaar vanuit haar eigen bedrijf de Internal Movement Company.  Naast haar reguliere opleiding heeft zij een achtergrond in o.a. bewegingsexpressie, theater en muziek en heeft ze zich verdiept en bijgeschoold in meer lichaamgerichte en integratieve visies op trauma en stress, waaronder Somatic Experiencing (Peter Levine) , Compassionate Inquiry (Gabor Mate) en de Polyvagaaltheorie (Stephen Porges).

Hilde is auteur van meerdere boeken en vele artikelen, is een veelgevraagd docent en spreker. Ze heeft haar eigen opleidingsinstituut, de Body Oriented Learning Academy, en zet zich al vele jaren in voor het integreren van een lichaamsgericht perspectief in de zorg en de zorg voor de zorgprofessionals.

 

 

 
 
 

Comments


bottom of page